Bij nieuwbouw en bij ingrijpende energetische renovaties (IER) met vergunningsaanvraag of melding vanaf 1 januari 2025 zal voor centrale verwarmingsinstallaties een minimaal installatierendement gelden.
Zowel voor woongebouwen als voor niet-residentiële gebouwen zal het installatierendement van centrale verwarmingssystemen met water als afgiftemedium minimaal 130% moeten zijn. Het zal bij nieuwbouw en ingrijpende energetische renovaties daardoor niet meer mogelijk zijn om enkel met ketels op fossiele brandstoffen te verwarmen. Er zal minstens een warmtepomp moeten bijgeplaatst worden. Voor warmtenetten en voor luchtverwarmingssystemen zoals lucht-luchtwarmtepompen geldt het minimale installatierendement niet.
Deze maatregel is vastgelegd in de wijziging van het Energiebesluit van 3 mei 2024 en past binnen de afbouw van het gebruik van fossiele brandstoffen. Vanaf 1 januari 2025 treedt ook een gasaansluitingsverbod in werking voor nieuwbouw. Dat verbod houdt echter niet tegen dat in specifieke gevallen en bij IER louter fossiele brandstoffen kunnen gebruikt worden voor verwarming. De invoer van het minimale installatierendement stimuleert nu ook voor die situaties tot fossielvrije verwarming.
De boete voor het niet voldoen aan de installatierendementseis is vastgelegd in het Energiedecreet (artikel 13.4.6 en 13.4.7) en is in overeenstemming met de installatiekost. Per % afwijking van de vereiste 130 % en per m² bruto vloeroppervlakte zal 1 euro boete aangerekend worden, met een maximum van 25 euro per m².